Mijn broertje en ik reden zo snel mogelijk naar het ziekenhuis en werden in beschermende kleding naar de intensive care gebracht. Mijn moeder zou het niet halen, er was geen kans. Ik vroeg haar hoeveel tijd ze nog had, de wonderen waren nog niet voorbij. “Een uur”, zei de dokter. “Tot die tijd mag je bij haar blijven.
Ik hield haar rechterhand vast, mijn broertje haar linker. Ik fluisterde in haar oor dat ze me een fantastisch leven had gegeven. Ik bedankte haar voor het leven dat ze ons had gegeven, in de hoop dat ze het had gehoord. Haar vingers werden koud, en ik voelde haar gaan. Op 9 april is ze ook overleden. De volgende dag hebben we haar gewassen en het was onbeschrijflijk hoe ze in de kist lag: zo mooi en vredig. Ze zag er zo jong en mooi uit”.
“Het enige lichtpuntje dat ik nu heb is het feit dat mijn ouders en mijn oom in Nederland zijn begraven vanwege de corona maatregelen. Zo kan ik er tenminste nog elke dag naartoe. Trouwens, ze hadden hier graag begraven willen worden. Ze hielden van dit land, dit was hun tweede thuis.
Mijn vader kwam voor het eerst naar Nederland in 1969. Hij was jong, werkte hier hard en drie jaar later kreeg hij van zijn werkgever een verblijfsvergunning. Een paar jaar later kwamen we, samen met onze moeder. Daarna had mijn vader zoveel werk: appels plukken op het land, in de frituur, in de schoonmaakbranche. Ondanks het feit dat hij nooit veel verdiend heeft, ontbrak het ons nooit aan iets. De laatste 25 jaar van zijn leven zat hij in het bestuur van de moskee in Utrecht. Zoveel mensen kenden mijn vader. Zelfs de burgemeester heeft hem vaak ontmoet.
Ik heb hem eens gekust om hem te bedanken dat hij naar Nederland is gegaan en ons in staat heeft gesteld om in Nederland op te groeien. Dat we de mogelijkheid hebben om hier naar school te gaan. Door deze mogelijkheden en door de opvoeding van mijn ouders ben ik geworden wat ik nu ben. Ze waren geweldige ouders, je voelde je veilig en thuis bij hen. En ze hielden zoveel van elkaar dat ze het uitstralen, iets wat je niet altijd ziet in de Marokkaanse cultuur”.
“Ik reed gewoon langs het huis van mijn ouders, waar ik elke dag koffie ging drinken. Er viel een traan op mijn wangen. Het huis is nu leeg, volledig gestript. Hoe snel dit gebeurde, een groot drama dat ik nog steeds niet begrijp.
Eén ding weet ik zeker: hoeveel we mijn ouders en onze lieve oom zullen missen”.