De 76-jarige Cees Stoll won vorige week 2.8 miljoen euro in de Postcodeloterij. Maar hij kan er niet van genieten en dat heeft meerdere oorzaken. “Het is een grote rollercoaster, iedereen wil ineens iets van je hebben”, zucht hij.
Schulden
De zeventiger moest begin vorig jaar afscheid nemen van zijn vrouw, na een huwelijk van meer dan 50 jaar. Pas na haar dood vindt Cees uit dat zijn vrouw flinke schulden heeft gemaakt toen ze nog leefde. Hij heeft daarom het hele jaar op rantsoen geleefd zodat hij de schulden kon afbetalen.
En dat is gelukt. Op 24 december 2022 is hij schuldenvrij verklaard. Prompt wint hij een week later de Postcodeloterij. Maar voor Cees is het te laat. “Ik kan er niet van genieten. Mijn vrouw is dood, mijn hond is dood, ik ben alleen.”
Iedereen wil iets van je
De kersverse miljonair wordt vooral gek van iedereen die hem lastigvalt. Beveiligingsbedrijven, banken, mensen die geld van hem willen en buren uit de wijde omgeving: ze staan allemaal bij Cees voor de deur.
“Prompt krijg je iemand van de bank aan de deur die wil bemiddelen en je geld wil beheren. Mensen die jeugd onder zich hebben kwamen vragen of ik iets wil geven. Allemaal dat soort dingetjes. Het is waardeloos. Ik heb gisteren de hele dag niet gegeten omdat het me niet lukte. Ik heb om half twee ’s nachts pas een gehaktballetje gegeten.”
Slapeloze nachten
De enorme toeloop bij Cees Stoll komt mede doordat hij ‘het mikpunt’ is geworden, zegt hij. Zijn buren zijn tijdelijk gevlucht of geven totaal niet thuis. Voor Cees resulteert het in slapeloze nachten en een hoop kopzorgen.
Op 17 januari komen de winnaars van de Postcodekanjer bij elkaar en zullen zij in gesprek gaan met winnaarbegeleiders. Cees onderschrijft dat de organisatie van de loterij het beste met de winnaars voor heeft.
“Het is hartstikke lief hoe je opgevangen wordt. De Postcodeloterij doet dat geweldig hoor, maar de mensen er omheen maken er een drama van. Het is helemaal niet fijn. De blijheid voel ik nog niet. Dat komt natuurlijk wel, het gemak van het geld is prachtig.”