Het traditionele jaarlijkse doden van walvissen en dolfijnen heeft dinsdag tot controverse geleid, nadat volgens Deense media bekend werd dat dit jaar meer dan 1400 zeedieren zijn gedood.
De zogenaamde “grindadrap”-jacht vindt al meer dan vierhonderd jaar plaats op de kleine Noord-Atlantische eilanden die bij Denemarken horen.
Maar het grote aantal dieren dat zondag is gedood, heeft de vrees gewekt dat de reputatie van de eilanden wordt aangetast.
De milieuorganisatie Sea Shepherd plaatste een lange video op Facebook waarin de slachting van de 1.428 witflankdolfijnen te zien is, en noemde het de grootste groep dieren die in één keer op de eilanden is gedood.
De in Zwitserland gevestigde mariene organisatie OceanCare bekritiseerde ook de praktijk en zei dat “hier een grens is overschreden en een nieuwe dimensie van de jacht is bereikt”.
Buitensporig doden
De eilandbewoners doden gewoonlijk tot 1.000 zeezoogdieren per jaar. Vorig jaar doodden ze slechts 35 witflankdolfijnen.
Verschillende mensen die betrokken zijn bij de jachttraditie hebben zich inmiddels gedistantieerd van het doden van dit jaar, waarbij de voormalige voorzitter van de Faeröerse vereniging voor de griendenjacht tegen een lokale omroep zei dat het excessief was.